Bewaartermijnen Wvggz, opvolger BOPZ

Beste Zaalberg,

Is bekend wat de bewaartermijn voor gemeenten is voor de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)? Voorheen BOPZ?

Antwoord:

De bewaartermijn van de gegevens is geregeld in de art. 8:32 en 18a

Artikel 8:32
4. De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de burgemeester bewaren de op grond van deze wet verkregen gegevens gedurende de termijn, bedoeld in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek te rekenen vanaf het tijdstip waarop de crisismaatregel, de voortzetting van de crisismaatregel, de zorgmachtiging of de verplichte zorg, bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, eerste volzin wordt beëindigd.

Artikel 8:33
1. Na afloop van de termijnen, bedoeld in artikel 8:32 worden de gegevens vernietigd, tenzij:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, of b. het bij de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 8:32 worden vanaf vijf jaar na de beëindiging van de crisismaatregel, de voortzetting van de crisismaatregel, de zorgmachtiging of de verplichte zorg, bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, eerste volzin, de gegevens binnen drie maanden vernietigd indien betrokkene daartoe verzoekt, tenzij:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, of b. het bij de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.

Artikel 18a
2. De burgemeester en het CIZ bewaren de beschikking tot inbewaringstelling en de verklaring bedoeld in artikel 30, eerste lid, of het besluit tot opname en verblijf en de verklaring, bedoeld in artikel 26, vijfde lid, onderdeel d gedurende de termijn, bedoeld in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek te rekenen vanaf het tijdstip waarop het verblijf op basis van de beschikking of het besluit tot opname en verblijf wordt beëindigd.

Voor de gemeente geldt dus de termijn, aangegeven in art. 7:454 Burgerlijk wetboek, afdeling 5:
1 De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere gegevens daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan de patiënt noodzakelijk is.
2 De hulpverlener voegt desgevraagd een door de patiënt afgegeven verklaring aan het dossier toe.
3 Onverminderd het bepaalde in artikel 455 bewaart de hulpverlener het dossier gedurende twintig jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.

De bewaartermijn is langer dan de onder de wet BOPZ geldende bewaartermijn van vijf jaar. Dit is nu dus 20 jaar geworden. Dit is ook opgenomen in de nieuwe Selectielijst 2020 (resultaat 12.2.4) die nu bij het Nationaal Archief ter inzage ligt.

Terug naar overzicht